Het regeerakkoord bespaart fors op gepensioneerden
Met OKRA bekeken we het luik ‘Pensioenen’ in het nieuwe regeerakkoord. Het doorkruist niet enkel de verwachtingen van de aankomende generaties gepensioneerden, maar raakt ook aan al wie vandaag al met pensioen is.
Een onevenwichtig evenwicht
Deze regering stelt het regeerakkoord voor als een evenwichtig akkoord, waarin van iedereen gelijke inspanningen worden gevraagd en ook de sterkste schouders extra moeten bijdragen, met noodzakelijke maatregelen om ook voor de toekomstige generaties pensioenen te kunnen blijven garanderen. Daarmee worden generaties onterecht tegenover mekaar uitgespeeld.
Niemand kan er naast kijken: de grootste inspanningen om het staatsbudget op orde te krijgen worden gevraagd van de huidige en de toekomstige gepensioneerden. Maar ook de werklozen en de langdurig zieken betalen onevenredig mee het gelag. Ziekte en werkloosheid zijn geen keuze van mensen, men wordt er, jammer genoeg, mee geconfronteerd. Met de voorgestelde maatregelen zal je daar op het einde van je loopbaan voor afgestraft worden.
We staan met dit regeerakkoord wel erg ver af van het OKRA memorandum waar we een versterking van de armoedebescherming vroegen, welvaartsvaste pensioenen en een koopkrachtverhoging voor gemiddelde pensioenen. We wilden ook niet dat mensen in hun pensioen worden ‘gestraft’ voor ziekte, werkloosheid of loopbaankeuzes die ze twintig jaar voordien maakten, vaak toen er nog geen sprake was van loopbaanonderbreking of tijdskrediet.
Ook voor OKRA moeten er maatregelen volgen om de begrotingstekorten te saneren en de financiering van onze sociale zekerheid te waarborgen: een correcte belasting van alle inkomens, ook van inkomsten uit vermogens, huurinkomsten, het tegengaan van belastingsontwijking (bijv. via vennootschappen), het afbouwen van loonvormen zonder sociale bijdragen, een rechtvaardige erf- en schenkbelasting, …
Maar waar recht onrecht wordt, is verzet een plicht.
Wat lezen we in het regeerakkoord?
Afschaffing van de welvaartsenveloppe
- Wat alle huidige gepensioneerden gaan voelen is de volledige afschaffing van de welvaartsvastheid van de pensioenen gedurende minstens vijf jaar. Die welvaartskoppeling voorzien in de zogeheten generatiepactwet liet de pensioenen gelijke tred houden met de evolutie van de lonen, en leverde extra middelen voor de verhoging van het minimumpensioen. Het liet de voorbije achttien jaar onder meer toe om tweejaarlijks het minimumpensioen te verhogen, om alle pensioenen die vijf jaar geleden waren ingegaan met 2% te verhogen, om het vakantiegeld van gepensioneerden op te trekken en om bijkomende verhogingen te voorzien voor de oudste, en dus vaak de laagste pensioenen. En ook om in de sociale bijstand de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) te verhogen.
In die generatiepactwet is voorzien dat de sociale partners akkoorden kunnen sluiten over de besteding van de wettelijk bepaalde enveloppe aan middelen. In uitvoering van die wet lag nu al een vakbondsvoorstel op tafel om met de middelen die in 2025-2026 waren voorzien om bovenop de indexering het minimumpensioen opnieuw met 2% te verhogen, om àlle pensioenen die vijf jaar geleden waren ingegaan met 2% te verhogen, om het vakantiegeld met 2% te verhogen en om een extra inspanning te doen voor de oudste pensioenen en om de IGO verder op te trekken. Daar wordt nu meteen een streep doorgetrokken. En niet enkel voor 2025-2026, maar zelfs tot en met 2029. Van de totale enveloppe van 2,8 miljard euro voor welvaartsverbeteringen in de sociale zekerheid en de bijstand voor de volgende vijf jaar blijft nog slechts 100 miljoen euro over, waarvan niks voor de gepensioneerden. Die besparing is daardoor meer dan de ‘bijdrage van de sterkste schouders’: de 2,2 miljard. En in die bijdrage van de sterkste schouders zit eigenlijk maar 1,4 miljard, want de rest is fraudebestrijding, wat je maar moeilijk als een ‘extra’ bijdrage kunt beschouwen.
- Die forse besparing wordt nu voorgesteld als het politieke tegengewicht voor het behoud van de index. Maar aan een indexverhoging hou je geen extra koopkracht over: de index herstelt telkens achteraf het voorbije verlies aan koopkracht. Als gerechtigden op sociale uitkeringen qua koopkracht blijven stilstaan, terwijl de rest van de bevolking vooruitgaat, dan betekent dat relatieve verarming. De stilstand voor het minimumpensioen en de IGO bijvoorbeeld dreigt neer te komen op een inlevering van 5,01% .
Een onevenredige berekening van de loopbaan
- Bij de aankomende generatie van gepensioneerden is wie tijdens zijn hele loopbaan meerdere maanden ziek of werkloos is geweest, of deeltijds heeft gewerkt, de pineut. Na de serieuze verstrenging van de toegang tot het minimumpensioen sinds 1 januari 2025 komen er ook veel strengere regels over hoe deze periodes worden meegeteld in het vereist aantal loopbaanjaren om toegang te krijgen tot het vervroegd pensioen of voor de berekening van het pensioenbedrag. Dat zal onevenredig veel vrouwen pas op latere leeftijd toegang geven tot bovendien een lager pensioen, wat de genderpensioenkloof alleen maar dreigt te vergroten.
- Naast het verhogen van de wettelijke pensioenleeftijd zorgt een andere berekening ervoor dat de meeste werknemers voortaan een loopbaanjaar kwijtspelen. Wie ooit als schoolverlater direct werk vond, en dus vanaf september begon te werken, kon dat onvolledig jaar nog als eerste loopbaanjaar aanrekenen. Vanaf nu niet meer: er moet 6 maanden gewerkt worden in elk loopbaanjaar. In 2025 wordt dat nog met een overgangsregeling verzacht voor wie dicht bij zijn pensioen staat, anders moest zowat iedereen sowieso een jaar langer werken. Maar na 2025 wordt deze regeling voor iedereen toegepast.
- Bij vervroegde pensionering wordt het pensioenbedrag voor de rest van je leven blijvend verminderd voor wie geen 35 jaar minstens 156 dagen heeft gewerkt. En daarbij wordt ziekte niet gelijkgesteld: wie een jaar halftijds werkte en daarbij één dag ziek was, komt niet aan 156 dagen en verliest dat jaar in de berekening. Een extreem geval: wie op 20 jaar in september voltijds begon te werken, en de laatste 10 jaar halftijds werkte, en elk jaar één dag ziek was, komt op 63 jaar maar aan 33 loopbaanjaren. Met pensioen gaan op 63 betekent dan blijvend 8% verlies van het pensioen, vanaf 2030 oplopend tot 16% verlies in 2050.
Zware beroepen worden niet gehonoreerd: een kleine maar onvoldoende tegemoetkoming
- Van een pensioenregeling voor zware beroepen (functies in de zorg, jobs met tillen van lasten, overmatige stress, belastende uurroosters, allerlei levensbekortende arbeidsomstandigheden) is geen sprake.
- Positief is dat er een betere regeling van vervroegd pensioen komt voor wie vroeg is beginnen werken en op 60 jaar al 42 jaar effectief heeft gewerkt, zij het met strenge toegangscriteria: elk jaar minstens 75% effectieve tewerkstelling kennelijk zonder gelijkstelling van werkloosheidsdagen, ziekte, … Dat dreigt heel wat van die werknemers uit te sluiten, met – opnieuw – een meerderheid vrouwen. Met bovenop ook het probleem dat de toegang tot het Stelsel van Werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) wordt stopgezet (zie verder).
Wie geen recht heeft (of onvoldoende) op een eigen pensioen wordt nog zwaarder aangepakt
- Ook bij de allerlaagste pensioenen die met de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) worden bijgepast omdat ze alle inkomsten uit pensioen, en theoretische inkomsten uit spaargelden, huis of grond samengeteld onder de 1593 euro per maand blijven voor een alleenstaande, wordt 70 miljoen euro weggesneden. Dat moet gebeuren met het uitsluiten van wie hier geen vijf jaar wettig verbleef, en met strengere regels om in het buitenland vakantie te nemen (nu maximum 29 dagen per jaar). En ook met strengere controles of die personen wel thuis zijn en minder vrijstelling van controle. Die vrijstelling van controle is er nu voor 80-plussers, mensen in een woonzorgcentrum, en mensen met een handicap . De uitvoering van deze maatregelen dreigt problematisch te worden: het grondwettelijk hof vernietigde eerder al bepalingen rond een verblijfsvoorwaarde, de strenge controles leidden in het verleden vaak tot onterechte inhoudingen va de IGO-bijslag die nadien weer moesten rechtgezet worden.
- Het overlevingspensioen waarmee weduwen (en weduwnaars) aanspraak konden maken op een deel van het pensioen van hun overleden partner wordt nu volledig afgeschaft voor wie de pensioenleeftijd nog niet bereikte, ook voor wie niet of zwak actief is op de arbeidsmarkt en geheel in strijd met de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof. Ook het gezinspensioen, bestemd voor echtparen waarvan een van de echtgenoten geen of een heel laag pensioeninkomen heeft wordt op middellange termijn afgeschaft, samen ook met het echtscheidingspensioen. Het treft vrouwen weeral onevenredig zwaar en in het bijzonder zij die zwak staan op de arbeidsmarkt. Zij moeten zich behelpen met de oproep in het regeerakkoord om aan de nieuwe generaties te vragen om in hun huwelijkscontract of samenlevingsovereenkomst een pensioensplit te voorzien in geval van echtscheiding. In elk geval worden gezinnen met een thuiswerkende partner, waarvan vele sowieso al een laag inkomen hebben, bovenmatig zwaar aangepakt. Daarbovenop is er voor gepensioneerden een uitdoving van het huwelijksquotiënt in de personenbelasting op komst, ook voor koppels met een laag inkomen (zie verder).
Fiscale maatregelen
- De gunstige effecten van de geplande fiscale hervorming, nl. meer netto overhouden van je bruto, worden dan weer enkel voorbehouden voor werkenden, niet voor gepensioneerden. Daarnaast wordt ook de ‘belastingvermindering voor de hoogste pensioenen’ afgebouwd, zonder verdere precisering wat ‘afbouw’ en die ‘hoogste pensioenen’ betekenen.
- Bijklussen door gepensioneerden wordt aangemoedigd met een belastingvermindering zodat maximum 33% belastingen wordt betaald. De verhoging van wat je mag verdienen met flexijobs van 12.000 naar
18.000 euro per jaar, en de uitbreiding tot alle sectoren zal minder fiscale inkomsten met zich meebrengen. Voor gepensioneerden was er al geen fiscaal plafond inzake flexijobs en dat wijzigt niet. - Er komt een hogere solidariteitsbijdrage op pensioenkapitalen op het deel van het bedrag boven de 150.000 euro.
Openbare diensten en onderwijs
- Inmiddels zeer bekend en omstreden is de geplande hervorming van het pensioen in onderwijs en openbare sector: de lagere pensioenleeftijd van militairen (56) en NMBS-personeel (55) wordt geleidelijk opgetrokken, de gunstiger berekening van loopbaanjaren in de openbare sector verdwijnt of wordt geleidelijk afgebouwd, net als de berekening van het pensioenbedrag over de laatste tien jaar. Het pensioen van ambtenaren en onderwijzend personeel stijgt voortaan niet meer mee met loonsverhogingen in hun sector. Zij gaan de welvaartsvastheid van de werknemerspensioenen moeten volgen, die helaas voor minstens vijf jaar afgeschaft is (zie hoger).
- Voor de pensioenen van ambtenaren en gemengde loopbanen (ambtenaren die ook werknemer of zelfstandige zijn geweest) komt er een index in centen in plaats van procenten: de indexering wordt beperkt tot de indexering van ‘het maximumpensioen van werknemers’ . Dat ‘maximumpensioen voor werknemers’ bestaat eigenlijk niet meer sinds men meer dan 45 loopbaanjaren in rekening mag brengen. Theoretisch berekend betekent dat 4.024 euro per maand voor wie zijn hele loopbaan werkte aan het loonplafond , maar je kunt ook kijken op Pensionstat.be naar het hoogste feitelijk werknemerspensioen (3.713 euro bruto), of op basis van eerdere bedragen rekenen op zo’n 3.100 euro bruto. Nog onduidelijk dus vanaf welk bedrag dit zal worden uitgewerkt. Voor wie boven dat bruto pensioenbedrag komt, zal het deel daarboven niet worden geïndexeerd.
Geen SWT, ook niet voor wie al langer in de opzegtermijn zit
- Met uitzondering van de bijzonder strenge en nauwelijks gebruikte regeling van het medisch SWT, wordt de instroom in het SWT onmiddellijk gestopt. Dat creëert veel onduidelijkheid voor enkele duizenden werknemers die al eerder werden opgezegd met het oog op SWT in de loop van 2025: gaat ook voor hen onmiddellijk en met terugwerkende kracht tot 1 februari de deur dicht? En wat gebeurt er dan met hen na afloop van hun opzeg? Het regeerakkoord komt plots tussen in toezeggingen die in 2023 aan de werknemers gebeurden voor opzeggingen tot eind juni 2025.